We zien het veel in onze praktijk voorbijkomen: geschillen tussen erfgenamen over vaak grote geldbedragen die tijdens het leven van de overledene zijn verdwenen. Een erfgenaam verwacht een substantiële erfenis, maar de nalatenschap blijkt in werkelijkheid beperkt te zijn. Na enig onderzoek blijkt dat er gedurende de voorliggende periode financiële handelingen zijn verricht waarbij de nodige vraagtekens kunnen worden geplaatst. Deze handelingen zijn dan niet door de erflater zelf verricht, maar vaak door een andere erfgenaam. Vaak betreft het een familielid die de erflater behulpzaam was bij het financiële beheer over het
vermogen en de dagelijkse zorg, een mantelzorger.
Wat zijn de juridische mogelijkheden voor de benadeelde erfgenaam om rekening en verantwoording te
vorderen van de mede-erfgenaam over financiële handelingen die dateren van vóór het overlijden van de erflater?
In de praktijk blijkt dat het met succes vorderen van rekening en verantwoording niet gemakkelijk is. Op de benadeelde erfgenaam rust een zware bewijslast. Het is van belang om voldoende feiten en (bijzondere) omstandigheden te stellen en te onderbouwen en om voldoende en geconcretiseerd bewijs aan te bieden.
Voor de advocaten is hier een schone taak weggelegd.
Lees hier het artikel hierover van Martine Stut dat in Relatie en Praktijk (REP) is gepubliceerd.