Uit de relatie tussen Pim en Valerie zijn twee kinderen geboren, over wie zij gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. Het gezin woont in Rotterdam. In 2023 beëindigen zij hun relatie en samenwoning. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij Valerie. Tussen hen en Pim is een zorgregeling van kracht. Valerie heeft inmiddels een nieuwe partner gevonden, van wie zij zwanger is.
Valerie verzoekt de rechtbank haar vervangende toestemming te verlenen met de kinderen naar Brabant te verhuizen. Valerie betoogt dat zij met haar nieuwe partner wil gaan samenwonen en dat zij samen het beheer gaan voeren over een camping/recreatiepark in Brabant. Valerie heeft hiervoor inmiddels ook een arbeidscontract ondertekend, op grond waarvan zij verplicht is in de dienstwoning te gaan wonen. In Rotterdam woont zij met de kinderen in een achterstandswijk, die gekenmerkt wordt door overlast en onveiligheid, aldus Valerie.
De rechtbank is van oordeel dat een verhuizing naar Brabant niet in het belang van de kinderen is, mede gelet op het advies van de Raad voor de Kinderbescherming. Het is heel begrijpelijk dat Valerie graag met haar nieuwe partner een camping wil gaan runnen en haar leven daar wil opbouwen, maar dit belang weegt niet op tegen het belang van de kinderen tot onbelast en regelmatig contact met Pim. De kinderen hebben een goede band met Pim en hij is ook onderdeel van hun dagelijks leven. Hij gaat met ze naar sport en brengt en haalt ze uit school. Als Valerie met de kinderen verhuist en de zorgregeling wordt gewijzigd, zal Pim de kinderen alleen nog in het weekend zien. Dan is hij niet meer betrokken bij hun dagelijkse leven met naar school gaan, sporten, vriendjes en vriendinnetjes zien. Zijn vaderrol wordt op die manier echt beperkter.
De rechtbank is verder van oordeel dat Valerie onvoldoende de noodzaak van de verhuizing heeft aangetoond. Valerie voert aan dat zij een arbeidsovereenkomst heeft gesloten waarin staat dat zij in de dienstwoning van de camping moet wonen, maar dat heeft zij aan zichzelf te wijten. Valerie heeft namelijk eerst een arbeidsovereenkomst gesloten en daarna pas Pim gevraagd om toestemming voor de verhuizing. Dat had andersom gemoeten. In het door partijen ondertekende ouderschapsplan staat immers: ‘Bij een voorgenomen verhuizing zullen de ouders vooraf met elkaar in overleg treden.’
Kortom: de rechtbank ziet wel de uitgesproken wens van Valerie om te verhuizen, maar de noodzaak daartoe niet. De rechtbank wijst het verzoek dan ook af.
Heb je vragen over vervangende toestemming voor verhuizing? Neem contact ons met een van onze familierechtadvocaten.